Prof. dr. Ron Mathijssen zet zich samen met een team van bevlogen artsen en onderzoekers in om voor iedere patiënt de optimale behandeling tegen kanker te ontwikkelen.
Want iedere patiënt is uniek en kan anders op medicatie of een behandeling reageren. Personalized medicine zorgt voor de beste behandeling voor het individu.
Om meer onderzoek te doen is geld nodig. Steunt u het onderzoek naar personalized medicine?
Interview met prof. dr. Ron Mathijssen
Kankermedicatie nóg beter maken
Voeding en geneeskunde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Gezonde voeding houdt de mens fit, goed doorvoede mensen herstellen sneller van ziekte en vaak kan een gezonde leefstijl de medicinale therapie ondersteunen. Het werkgebied van prof. dr. Ron Mathijssen is kankergeneeskunde en de klinische farmacologie, de wetenschap die inzicht zoekt in de werking van geneesmiddelen in het lichaam.
“Wij bestuderen hoe het lichaam reageert op medicijnen, en hoe medicijnen reageren op het lichaam”, zegt Mathijssen, die in 2002 de doctorsgraad behaalde dankzij onderzoek naar -onder andere- de negatieve wisselwerking tussen St. Janskruid en een antikankermedicijn.
Hoe het lichaam reageert op medicatie, en vice versa, verschilt van mens tot mens.
De lever speelt daarbij een sleutelrol. “De werking van die lever wordt, net als de rest van het lichaam, aangestuurd door onze genen. Veel mensen hebben een verandering in hun genen die ervoor zorgt dat de lever medicijnen niet of minder goed afbreekt. Mensen met deze verandering reageren vaak heftig op, bijvoorbeeld, chemotherapie. Het is erg belangrijk dat te weten voor de behandeling start. Bij sommige mensen kan chemotherapie daardoor namelijk ernstige bijwerkingen geven of zelfs dodelijk zijn.”
Wisselwerking tussen kankergeneesmiddelen en voedingssupplementen.
Mathijssen rolde bij toeval in dit vak. “Tijdens mijn studie geneeskunde kwam ik voor een stage terecht in het laboratorium Translationele Farmacologie. Dat was toen nog een kleine ruimte op het terrein van de Daniel den Hoed Kliniek, heel knus. Ik vond het ontzettend leuk om te ontdekken welke mechanismen een rol spelen bij het omzetten van kankermedicatie in de mens. En vooral ook: te onderzoeken waarom er op dat gebied verschillen zijn tussen mensen.”
Hij startte in 1998 als jongste bediende bij vijf mensen in het eerder genoemde lab. Sinds 2013 is hij professor en leidt hij de onderzoeksgroep die uitdijde tot zo’n 30 man. Een deel van de onderzoeksgroep richt zich op de wisselwerking tussen kankergeneesmiddelen en voedingssupplementen.
Toen bleek dat St. Janskruid een sterke negatieve invloed heeft op een bepaald kankergeneesmiddel, rees immers de vraag: hoe zit dat met andere zelfzorgmiddelen? En andere antikankermiddelen? “Het bestuderen van de farmacologie is als een boom: uit elke tak komen weer nieuwe zijtakken, waar ook weer nieuwe zijtakken aan groeien. The sky is the limit.”
Rode draad in zijn werk: de werking van kankergeneesmiddelen optimaliseren.
“De studies naar de invloed van st. Janskruid en kurkuma op antikankertherapie maken deel uit van dat doel. Net als de zogenaamde cola-studie. Daarin toonden we aan dat bij een bepaald kankermedicijn voor longkankerpatiënten hogere spiegels van het middel in het bloed ontstaan als je het inneemt met cola in plaats van water. Dat komt omdat de cola de zuurgraad van de maag verandert, wat gunstig is voor de opname van het medicijn in het bloed.’’
De resultaten van de Mathijssen-studies doen soms veel stof opwaaien.
De reacties kunnen dan heftig zijn. Toen de resultaten van de kurkuma-studie bekend werden, was het huis te klein. Tienduizenden reacties regende het op het nieuws, dat overal ter wereld werd gedeeld.
Via allerhande nieuwssites, vlogs, Facebook en andere sociale media, werden de onderzoekers de hemel in geprezen. ‘Wat fijn dat hier onderzoek naar is gedaan.’ ‘Belangrijke informatie voor patiënten.’ Maar tegelijkertijd werden ze ook uitgemaakt voor rotte vis: met name aanhangers van alternatieve geneeswijzen waren erg kritisch.
Het doet de schijnbaar immer opgeruimde en goed gehumeurde Ron Mathijssen weinig, en hij drukt ook zijn mede-onderzoekers op het hart om negativiteit naast zich neer te leggen. “Het hoort er een beetje bij. Kurkuma en St. Janskruid zijn populaire middelen, die iedereen kent. Iedereen heeft er ook een mening over. Nogmaals: ik zeg niet dat die middelen niet werken, ik zeg alleen dat uit ons onderzoek is gebleken dat ze de werking van bepaalde therapieën beïnvloeden. Dat verschil ziet niet iedereen.”
Werken kankergeneesmiddelen in een andere formulering beter?
De cola-studie, de St. Janskruid-studie, de kurkuma-studie: het zijn allemaal projecten die veel publiciteit veroorzaakten. “Maar ze geven misschien wel een eenzijdig beeld van wat wij allemaal doen. Wij onderzoeken namelijk ook of bestaande kankergeneesmiddelen in een andere formulering wellicht beter werken. Zo onderzoeken we bijvoorbeeld al jaren of het goed is om een bepaald kankergeneesmiddel in een vetbolletje te gieten. Dat vetbolletje, is de gedachte, blijft beter zitten in de tumor: de plaats waar het kankergeneesmiddel zijn werk moet doen. Inmiddels is dit nieuwe medicijn in een verder stadium van klinisch onderzoek, waarbij we hopen dat het uiteindelijk in de dagelijkse praktijk kan worden ingezet.”
De patiënt moet de beste persoonlijke behandeling krijgen
“Ik ben blij met de initiatieven in het Erasmus MC: hier werken behandelend artsen, onderzoekers, klinisch farmacologen en ziekenhuisapothekers nauw met elkaar samen.” De patiënt, daar doet Mathijssen het uiteindelijk allemaal voor. “Hij of zij moet de beste behandeling kunnen krijgen; zo optimaal mogelijk afgestemd op zíjn of haar persoonlijke situatie, conditie en leefstijl. Dat is het doel.”
Dit interview is eerder verschenen op amazingerasmusmc.nl.